Almelo stuurt op geluk, andere gemeenten volgen
Auteur: Simon Kooistra – 03/08/2012
Een kleine, eenmalige welzijnssubsidie blijkt voor veel kansarmen voldoende om weer mee te kunnen doen aan de samenleving. Almelo werkt al acht jaar met een geluksbudget voor dit doel en steeds meer andere gemeenten nemen het model over. Mensen moeten het zelf doen, de gemeente schept alleen de randvoorwaarden. ‘Niet zorgen voor, maar zorgen dat’, vat projectleider Leny Claessens de essentie samen.
De ‘geluksroute’ is bestemd voor mensen die in een negatieve spiraal zitten van chronische ziekte, armoede en sociaal isolement en hier niet op eigen kracht uit komen. De gemeente kan hen het nodige zetje geven om in beweging te komen. Hiervoor heeft ze maximaal 450 euro per geval ter beschikking. ‘Eenmalig, anders ga je mensen pamperen’, zegt Claessens. Maar soms is helemaal geen geld nodig om iemand te activeren. Sommige mensen worden bijvoorbeeld gelukkig door vrijwilligerswerk te doen. ‘Laatst hebben we een zwaar gehandicapte vrouw een laptop gegeven’, zegt Claessens. ‘Die helpt nu andere mensen met hun financiële administratie.’ Aad Francissen van Arcon, een onderzoeks- en adviesbureau voor het sociale domein, is razend enthousiast over het Almelose beleid. ‘Je ziet mensen opbloeien’, zegt hij. Binnen Arcon heeft hij de Geluksacademie opgericht, die gemeenten en verzekeraars adviseert en in samenwerking met de Universiteit Twente onderzoek doet naar de effecten van het geluksbeleid. In ruil voor advies kunnen andere gemeenten zich aansluiten bij het onderzoek. Inmiddels doen ook Hengelo en Woerden mee. Hij hoopt dat uiteindelijk zo’n tien gemeenten participeren, zodat hij voldoende deelnemers heeft om tot betrouwbare onderzoeksresultaten te komen.
Tegenstrijdige reacties
Het woord ‘geluk’ roept tegenstrijdige reacties op. Francissen geeft daarom de voorkeur aan de term ‘welbevinden’, maar Claessens denkt daar anders over: ‘Door het woord geluk gebeurt er al iets met mensen. Niemand vindt zichzelf eenzaam of zielig, maar als je vraagt waarvan ze gelukkig worden, voelen ze zich direct aangesproken.’Francissen wijst op mogelijke vooroordelen tegen een overheid die wil sturen op geluk. ‘De meeste wethouders zorg en welzijn staan onder druk van bezuinigingen door de crisis. Voor hen is het moeilijk te verkopen als ze iets met geluk willen.’Volgens Claessens is de tijd juist wel rijp voor een geluksbeleid. ‘Niet voor niets is het SCP met een studie uitgekomen over dit onderwerp. Nu de economische groei stagneert, verschuift de aandacht naar sociale kwaliteit. Hoe voorkom je dat mensen buiten de samenleving komen te staan? Ons project speelt daar op in; het is slim en goedkoop. Bovendien sluit het mooi aan bij de heersende opvatting dat de gemeente minder zelf moet doen en meer moet overlaten aan het maatschappelijk middenveld en individuele bewoners.’
Wmo
In Almelo is het geluksbeleid de projectfase ontstegen. De gemeente is bezig het budget onder te brengen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In tegenstelling tot de reguliere zorg, is het geluksbudget niet gericht op het verhelpen van gezondheidsklachten. ‘Dan blijf je maar hangen in het medische circuit’, zegt Claessens. ‘Wij zeggen juist: zet uw klachten even aan de kant en zeg ons waar u blij van wordt.’ Francissen: ‘Je hebt zieke zieken en gezonde zieken. De eerste groep is steeds op zoek naar een behandeling. De laatste groep zoekt mogelijkheden om zich te ontplooien. Wij helpen hen daarbij. Niet klachtgericht, maar krachtgericht.’ Almelo is in 2004 begonnen met het project, dat zich toen richtte op de uitzichtloze situatie van vijftig chronische patiënten. Claessens is er sinds 2005 bij betrokken. Het project is volgens haar politiek onomstreden: ‘We hebben er nooit discussie over gehad of je hieraan geld moest uitgeven. De legitimiteit is niet in het geding geweest.’ Inmiddels is het project een paradepaardje van de gemeente. Ze heeft er prijzen mee gewonnen en het geldt nu als voorbeeld voor anderen. De gemeente komt gegadigden op het spoor via het medische circuit, zoals de thuiszorg, de huisarts of het ziekenhuis. Slechts een enkeling meldt zichzelf aan. Als is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep behoort, dan gaat hij in overleg met een consulent op zoek naar een passende besteding van tijd en geld. De consulenten zijn niet in dienst van de gemeente, maar van maatschappelijke en gezondheidsorganisaties. In ruil voor hun diensten verzorgt de gemeente hun bijscholing. De geluksbudgetten zijn voor rekening van de gemeente. Die haalde het geld tot nu toe uit het toenmalige grotestedenbeleid en een regeling voor minima.
Passie
De enige eis voor de besteding van het persoonsgebonden geluksbudget is dat het iemand moet helpen bij het realiseren van zijn passie. Als een aanvraag hieraan niet voldoet, wordt verder gezocht. Zo werd een verzoek van een oudere dame om een reisje te maken, niet gehonoreerd. Er bleek een andere behoefte achter te steken: contact met leeftijdgenoten. Toen is gezocht naar activiteiten die daar beter op inspelen. De aanvraag van een andere persoon voor vier winterbanden om familie te bezoeken, maakte evenmin kans. Maar wel bijvoorbeeld een schrijfcursus bij de Volksuniversiteit voor een vrouw die moeite had met spreken, maar wel over schrijftalent bleek te beschikken. En een camera voor een man die zijn liefde voor de natuur wilde vastleggen. Consulenten trekken drie tot zes huisbezoeken uit voor het vinden van de juiste match. ‘We wijzen haast nooit iets af’, zegt Claessens. ‘We zeggen weleens tegen een consulent: ga terug, je bent nog niet klaar.’
Deelnemers aan de geluksroute hoeven geen verantwoording af te leggen over de resultaten. Francissen: ‘Je geeft ze vertrouwen en hoopt op vervolgstappen, maar we gaan geen geld terugvragen als de resultaten tegenvallen.’ Claessens: ‘Het gaat om kwetsbare mensen; hun leven is niet maakbaar.’ Overigens gaat het bij ten minste zeven van de tien mensen goed tot zeer goed, stelt Francissen. ‘Vier van de tien deelnemers maken een gigantische ommezwaai in hun leven dankzij het geluksbudget. Bij drie van de tien is het een katalysator om iets te gaan doen waardoor ze zich weer gewaardeerd voelen door de maatschappij. Bij twee tot drie op de tien heeft het weinig effect, maar is het ook niet schadelijk.’ Claessens ziet vaak al aan de twinkeling in de ogen of een geluksroute kans van slagen heeft. Francissen vult aan: ‘Als je weet waarvan je gelukkig wordt, ben je al halverwege.’
Lagere zorgkosten
Deelnemers aan de geluksroute blijken minder behoefte te hebben aan therapieën en medicijnen (vooral slaapmiddelen en antidepressiva); ook gaan ze minder gauw naar de huisarts. Francissen: ‘We zullen nooit zeggen dat ze minder pillen moeten slikken. Dat komt uit henzelf.’ Volgens pilotstudies is het effect van de geluksroute dat de zorgkosten met een kwart afnemen. ‘Langdurige zorg heeft een aanzuigende werking’, verklaart Francissen. ‘Artsen en hulpverleners zijn klachtgericht, ook instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg werken zo. Er is geen rem op die zorg. Verzekeraars betalen immers per behandeling. Onbedoeld werkt zorg vaak ziekmakend. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Wajongers, die levenslang verzekerd zijn van een uitkering. Volgers van de geluksroute hebben liever minder zorg. Vergelijk het met terminale patiënten die hun laatste maanden in een hospice doorbrengen. Ze zijn uitbehandeld, maar krijgen wel veel aandacht. Sommigen bloeien daar weer even van op.’ Claessens: ‘Tijdens een debat in Rotterdam over het geluksbeleid kregen we eind mei eerst veel scepsis over ons heen: zomaar geld weggeven, dat moet je toch niet willen. Maar dat beeld kantelde toen een vertegenwoordiger van verzekeraar VGZ zich verheugd toonde over onze resultaten; hij zag tot welke besparingen de geluksroute kan leiden.’ Met de kanteling van de Wmo willen gemeenten cliëntgerichter werken. Een mooi streven, maar niet voldoende. Francissen: ‘Zoiets lukt pas goed als je het geluksgerichte werken toevoegt. Ik laat me niet overtuigen door lachende gezichten op het omslag van een jaarverslag. Wat hebben jullie er werkelijk aan gedaan, vraag ik me dan af. Ik wil het beleid meetbaar maken. Dan kun je er op sturen.’Het door hem geëntameerde onderzoek in samenwerking met de Universiteit Twente moet hem de nodige harde gegevens verschaffen. Het valt niet altijd mee daarbij de medewerking van gemeenten te krijgen. ‘We waren al een halfjaar in gesprek met een grote stad in het zuiden des lands, toen die afhaakte. De gemeente bleek huiverig voor het idee dat we een controlegroep nodig hebben en dus mensen als proefkonijn gebruiken. Ons onderzoek is echter goedgekeurd door de medisch-ethische commissie. Elke deelnemer krijgt twee keer huisbezoek en wie niet onmiddellijk de volledige route aflegt, krijgt daartoe later alsnog de kans. Een dergelijk wachtkamermodel is niet ongebruikelijk bij dit soort onderzoek.’
De animo is er vaak wel bij gemeenten, maar het geld niet altijd, zoals in Woerden. Daar heeft de wethouder de plaatselijke Rotary gestrikt voor het projectleiderschap van de geluksroute. Francissen helpt hen bij de fondswerving en de verdere implementatie. De wethouder is enthousiast en zorgt voor de nodige morele support. Ze zet daarbij haar netwerk in. De gemeente Hellendoorn stelde tienduizend euro ter beschikking aan de lokale welzijnsorganisatie voor een geluksbeleid en in Oldenzaal drijft de geluksroute zowel financieel als organisatorisch op de woningbouwcorporatie. Francissen: ‘De gemeente heeft vooral een aanjagende rol, al verschilt de vorm van geval tot geval. Mijn advies: begin klein en stel een gemotiveerde projectleider aan. En maak gebruik van de ervaringen van anderen.’
Literatuur: ‘Sturen op geluk. Geluksbevordering door nationale overheden, gemeenten en publieke instellingen’ door het Sociaal en Cultureel Planbureau, te downloaden via
www.scp.nl
Zie ook:
www.geluksroute.nl
www.geluksacademie.org
Meer informatie over deelname aan het onderzoek: Aad Francissen van de Geluksacademie, onderdeel van Arcon, tel. 06-14757634/
074-8500251. E-mail: afrancissen@arcon.nl
Vindplaats: VNG Magazine nr. 15, 3 augustus 2012, pagina 12